Engelina, ouderlijk schip van Jos Hubens.
Engelina aan de Lorelei.
De levensloop van het sleepschip ENGELINA. Door Jos Hubens, Ambassadeur De Binnenvaart

In 1913 gaf de August Thyssen Hütte Gewerkschaft in Hamborn opdracht aan de Meijer werf in Leeuwen om drie sleepschepen te bouwen van circa 1800 ton.
Dit werden de THYSSEN 17, 18 en 19 met de afmetingen; 86.42 m. lang, 10.69 m. breed, 2.64 m. diep met 12 ruimen, op de kop stond met grote witte letters en cijfers vermeld: Th. № 17  of Th. № 18/19. In 1927 werd de Thyssen vloot verkocht aan Vulcaan Handels & Transport Maatschappij NV in Rotterdam en kreeg de Th. № 17 de naam SEMEROE en in 1940 de toevoeging VULCAAN 17.
Verwoesting. In de tweedewereld oorlog werd met dit schip veel ijzererts vervoerd naar Walsum en Alsum in het Ruhrgebied. Tijdens de vele bombardementen, uigevoerd door de geallieerde vliegtuigen, is de VULCAAN 17 zwaar beschadigd. Men heeft het schip in de oorlog ergens in het Ruhrgebied gesleept en als wrak in de hoek gelegd. De VULCAAN 19 met de naam MERBABOE is tijdens de oorlogsjaren verloren gegaan.
Wederopbouw. Pas in 1949, heeft Joep Sinzig uit Rotterdam, het wrak, volledig onttakelt, gekocht en naar Nederland laten verslepen. Dhr. Sinzig heeft het schip van een nieuwe naam voorzien; ENGELINA, dit was de naam van zijn echtgenote. Op scheepswerf Boele in Bolnes is begonnen aan de wederopbouw van de ENGELINA, dit was niet gemakkelijk want nieuw ijzer en staal was schaars kort na de oorlog. Daarom werd het schip grotendeels opgebouwd uit restanten van andere gebombardeerde schepen. Op deze wijze werd van meerdere scheepswrakken één bruikbaar schip gemaakt. Zo kreeg het schip 11 ruimen, omdat andere ruimschotten en herften geplaatst werden. De schotten werden versterkt met, oude spoorrails vast geklonken, in plaats van spanten. De ruimen werden voorzien van een geheel nieuwe buikdenning van Amerikaans grenenhout. Men vond ook nog een theehut welke geplaatst werd achter de roef. Daarop laste men een nieuwe stuurhut, met stuurlier en twee staande haspels, waardoor het schip een hoge kruiphoogte kreeg. Dit was niet nodig geweest, men had de stuurhut ook achter de theehut kunnen plaatsen, dan was de stuurhut beweegbaar geweest. Schip werd voorzien van een nieuwe houten Friesekap luiken en werd gemeten en geijkt door de scheepsmetingdienst. Toen bleek er een wrong in het schip te zitten, als het schip afgeladen was, lag de stuurboord achterijk 4 cm. uit en de bakboord achterijk aan de bovenkant aan, dus een wrong van wel 8 centimeter. De ENGELINA leek dus altijd scheef te liggen, vele oudere schippers hebben mijn vader daar regelmatig over aangesproken. Door de vele verbouwingen had het schip inmiddels een tonnage verkregen van circa 1700 ton.
Opnieuw in de vaart. De Engelina kwam in de vaart en ging in de huur bij Damco, verschillende zetschippers hebben met dit schip gevaren, waaronder Wim Snijders, bijgenaamd  Willem de zwijger,  deze laatste wilde het schip dolgraag kopen maar het schip was niet te koop. Hij heeft toen het zusterschip gekocht de THYSSEN 18, VULCAAN 18, SILABOE en omgedoopt in SAN ANTONIO III, dit schip fungeert nog steeds als opslagschip in Heilbronn.
Mijn vader; Piet Hubens is in 1953, op 26 jarige leeftijd, op gehuisd aan de Feijenoordkade in Rotterdam en als zetschipper gaan varen op de ENGELINA. Op 22 juli 1954 is ondergetekende, aan boord in het Spuikanaal in Velsen noord, geboren. De vakkennis, zoals het meren, ankeren, verhalen, varen e.d., zonder eigen mechanische beweegkracht, heb ik dan ook opgedaan in de sleepvaart. Toen ik dan ook op 21 jarige leeftijd, duwvaartkapitein werd, heeft deze praktijk kennis mij veel geholpen om mijn vak goed uit te kunnen oefenen, tot de dag van vandaag. 
Het schip bleef tot 1958 in de huur bij Damco. Tijdens een van de reizen in februari 1956 onderweg naar firma Hoechst in Frankfurt, kwam er grondijs opzetten in de Rijn en moest men nood gedwongen de haven van Oberwinter binnen vluchten, om daar gedurende 4 weken te overwinteren.
Roeren. De Engelina had een groot dubbelplaatroer met rolschuif waardoor het schip vrij lastig maar vooral zwaar te sturen was. Daarom heeft men in de jaren 50 van de vorige eeuw, bij schiffswerft Lohbeck in Ruhrort, twee zogenaamde Haak roeren aangebracht. Dit is een uitvinding van schipper Alfred Haak van de EDDA, uit Duisburg Ruhrort, waarop hij patent heeft verkregen. Dit waren twee korte hulproeren, die aan weerszijden, gelijktijdig met het hoofdroer meedraaiden. Op deze wijze werd meer gebruik gemaakt van de snellere negatieve stroom, aan de zijde van het schip, die ontstaat tijdens het varen, daardoor ontstond er meer druk op de roeren en was het schip beter en lichter bestuurbaar.                                                         
 
De THYSSEN 17, direct na de bouw in 1913 bij scheepswerf Meijer in Leeuwen.
Resultaten tot wel 150 %  zijn aangetoond. In 4- tot 6 dagen werden deze haakroeren, terwijl het schip in het water lag, aangebracht.
Over klinken. In 1960 is bij scheepswerf A. Vuijk & Zonen’s in Capelle aan de IJssel het schip over geklonken. Dit was het vernieuwen van alle 34.466 klinknagels van zowel het vlak en de kimmen. Dit kostte destijds per klinknagel 59 cent, en duurde ongeveer 7 weken. Het bedrag van de totale reparatie bedroeg destijds; 46.067,77 gulden. Dit ging gepaard met heel veel lawaai  en ondergetekende kan zich nog goed herinneren dat moeder hier ontzettend veel last van ondervond.
Modernisering. In de loop van de jaren hebben er nog vele verbouwingen en aanpassingen plaats gevonden zoals onder andere; aan de denneboom werd een 20 cm brede bulb aangebracht dit was niet zo zeer als langs versterking bedoeld, maar als golfslagbreker. Deze bulb kon overigens alleen aangebracht worden als schip in het water lag en niet als het schip droog stond op een scheepswerf. Met deze bulb konden er, met een afgeladen schip, geen golven, meer onder de luikenkap slaan en daardoor bleef het ruim droog. Later kwam deze bulb ook goed van pas als rails voor een luikenwagen. In Maasbracht werden grotere ramen in roef en theehut aangebracht, daarbij werd ook badkamer en thee hut opnieuw betimmerd. Bij smid Ger de Gids, aan de Feyenoordkade in Rotterdam werd een compleet nieuwe voorroef geplaatst en tegelijkertijd een tweedehandse ankerlier gemonteerd. Daarbij werd het grote stokanker omgeruild voor een nieuw poolanker. De kraanbalk met neuringketting bleven echter behouden, dit was altijd makkelijk om het poolanker uit de grond te tillen, vond mijn vader en daar had hij groot gelijk in. In 1976 kwam eigenaar Joep Sinzig te overlijden en werd echtgenote Engelina Sinzig Hirschmann eigenaar van het schip. Begin jaren zeventig van de vorige eeuw lag de ENGELINA veel als opslagschip in Neuss en Düsseldorf. Tijdens deze periode, in december 1973 heeft Piet Hubens het schip overgenomen en werd eigenaar van de ENGELINA en liet, vanzelfsprekend, de naam intact.
Luikenkap. Het open- en dichtleggen van het ruim door middel van de houten Friesekap luiken viel mijn vader steeds zwaarder.     Hij wilde eerst de complete kap vervangen door aluminium luiken. Daar heeft hij vanaf gezien, want in die tijd werden, vooral op grotere sleepschepen, de houten luiken aan elkaar gezet. Per ruim werden schaarbalk(en), merkels en luiken als één geheel aan elkaar vast gemaakt. Daar overheen kwamen watervaste masoniet platen om het geheel waterdicht te houden. Een grote luikenwagen reed over de bulb en kon de gehele luikenkap van één ruim in zijn geheel optillen en verrijden naar een ander ruim. Desondanks bleef het werk op een dergelijk groot sleepschip toch erg zwaar en kreeg mijn vader, op 58 jarige leeftijd, het advies van de dokter om te stoppen met werken.
In het jaar 1984 verkocht hij dan ook de ENGELINA aan dhr. J.L. Bloemen uit Zwijndrecht en werd zij omgedoopt naar MARIJO II. Korte tijd later werd bij een scheepswerf in Dodewaard het schip voorzien van een nieuw vlak.
Nieuwe bestemming
Het tijdperk van de sleepschepen liep ten einde en er moest keuze gemaakt worden tussen het ombouwen tot duwbak of een andere bestemming voor het schip vinden. Dat laatste is het geworden want in 1988 kocht de familie Woltheus uit Uitgeest, het schip en liet het volledig ombouwen, tot pannenkoekschip, bij scheepswerf Brouwer in Zaandam.
Allereerst werd het middenschip met 35.42 m. verwijderd, dit middenschip is nog gebruikt als lichterschip van de Graan Elevator Maatschappij (GEM) in Rotterdam en later verkocht aan een scheepssloperij. Het voor- en achterschip zijn weer aan elkaar gezet, zodat het een lengte kreeg van 51 m. Deze afstand is de noodzakelijk maximale lengte om aan de vaste ligplaats, de Handelskade in Beverwijk te kunnen liggen.
Daarna werd er een grote opbouw gemaakt, in de vorm van een zeeschip, compleet met zogenaamde stuurhut en schoorsteen, de voor- en achterwoning zijn nog intact. Aan boord is een groot restaurant, bar, terras en feestzaal gevestigd. Frappant is dat de omschreven luikenwagen nu dienst doet als verrijdbare zonwering over het terras.
De ENGELINA staat nu bekend als Restaurant & Partycentrum ’T SCHIP in Beverwijk, in de nabijheid van mijn geboorteplaats.       Is dit toeval of niet? Na onenigheid met de gemeente Beverwijk is de pannenkoekenboot ter plaatste gesloopt in 2018. 
Ingevroren in de haven van Oberwinter in 1956
ENGELINA in de jaren 70 als opslagschip in Düsseldorf.
De ENGELINA als restaurantschip ’t SCHIP in de haven van Beverwijk.